Maandag 06-07-1998
Door PAUL DE LANGE
Als kind vond ik zwemmen al heerlijk. Op m'n achtste hoorde ik dat een jongen uit de buurt op zwemmend-redden zat. Ik ging een keertje kijken en mocht het ook meteen proberen. Toen wist ik dat ik dat ook wilde. Gewoon zwemmen is alleen maar baantjes trekken. Best wel saai, eigenlijk.
Zwemmend-redden bestaat uit zes onderdelen. Bij één van die onderdelen sta je met zwemvliezen aan op het startblok. Na het startschot zwem je naar de andere kant van het vijftig-meterbad. Daar ligt op de bodem een pop van zo'n 65 kilo. Die moet je opduiken en terugbrengen. Daarbij moet je het hoofd van de pop boven water houden. Lukt dat niet, dan krijg je strafpunten. Wie de snelste tijd heeft, wint dit onderdeel.
Er is ook een onderdeel waarbij je in een roeiboot eerst om een boei moet varen om daarna naar een pop te roeien. Die moet je dan op een bepaalde manier aan boord tillen. Zo zijn er nog vier onderdelen. Het onderdeel waarop je het slechtst presteert, telt niet mee voor de einduitslag. Wie de overige vijf onderdelen het best doet, is kampioen. Het EK van vorige maand was de mooiste sportdag in m'n leven. Niemand had verwacht dat ik zou winnen. Ikzelf ook niet.
Veel mensen denken bij zwemmend-redden aan mensen redden, mond-op-mond beademing en reanimatie. Dat is een misverstand. Het gaat bij deze sport niet om het redden van drenkelingen, maar puur om de snelheid waarmee je alles doet. Hoewel ik zelf een bijbaantje als badjuf heb, zijn het zeker niet alleen badjuffen en strandwachten die zwemmend-redden beoefenen.
Onderschrift: Foto: Monique Driessen (20) beoefent zwemmend-redden. Vorige maand werd ze Europees kampioen op de zeskamp. (Foto NRC H., Rien Zilvold); Dit is de vierde aflevering van een serie over mensen die op hoog niveau een typische zomersport beoefenen.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.
Bron: nrc.nl